In de onderhavige uitspraak was het overgangsrecht onderwerp van geschil. Het betreft overgangsrecht bij directe planschade. In mijn praktijk kom ik met regelmaat naar mijn mening onjuiste opvattingen van deskundigen tegen met betrekking tot overgangsrecht en de wijze waarop dit recht in de planologische vergelijking en bij de waardering van de schade dient te worden betrokken.
Een aantal varianten is mogelijk. In de eerste plaats dient een onderscheid te worden gemaakt tussen directe en indirecte planschade. Ook een onderscheid tussen overgangsrecht dat onderdeel uitmaakt van het oude en nieuwe planologische regime leidt tot verschil.
Bij directe planschade leidt het brengen van bebouwing en/of gebruik onder de werking van het overgangsrecht in beginsel tot planologisch nadeel en tot schade. Ratio: Het overgangsrecht kent beperkingen ten opzichte van de overige voorschriften betreffende de bestemming. In de onderhavige uitspraak heeft de adviseur gepoogd een uitzondering op het in deze alinea genoemde beginsel te rechtvaardigen door te stellen dat de uitsterfconstructie geen aanspraak op een tegemoetkoming in planschade met zich brengt, omdat de eigenaar of degene die de bedrijfswoning van eigenaar koopt zelf in de hand heeft of er nadeel ontstaat. De functie van bedrijfswoning komt namelijk alleen te vervallen als het gebruik wordt beëindigd en of dit gebeurt, is aan de eigenaar of zijn rechtsopvolger.
De Afdeling overweegt:
‘7. In zijn zienswijze voert [appellant] terecht aan dat Thorbecke eraan voorbij is gegaan dat zich omstandigheden kunnen voordoen die ertoe leiden dat hij de bedrijfswoning ongewild langer dan een jaar niet als woning kan gebruiken. [appellant] noemt als voorbeelden onder meer faillissement, ziekte en invaliditeit. Dit is een nadeel dat [appellant] ervaart en, naar de Afdeling zich kan indenken, ook voor een redelijk denkend en handelend koper als nadeel zal worden gezien en om die reden een drukkend effect zal hebben op de koopprijs. Thorbecke heeft dit niet onderkend en het college had haar advies daarom niet aan zijn besluit van 30 oktober 2019 ten grondslag mogen leggen.’
Bij directe planschade geldt overigens ook dat een meer beperkende overgangsbepaling ten opzichte van de voorafgaande overgangsbepaling ook tot schade kan leiden.
Het geven van een ‘positieve’ bestemming aan een object dat onder het voorafgaande planologische regime onder de werking van het overgangsrecht viel zal in beginsel, afhankelijk van de ruimte die het overgangsrecht bood, voor de zakelijk rechthebbende tot planologisch voordeel leiden.
Bij indirecte planschade geldt dat overgangsbepalingen die onderdeel uitmaken van het voorafgaande planologische regime buiten beschouwing dienen te blijven, dat wil zeggen dat hetgeen onder het vorige regime onder het overgangsrecht is gebracht in planvergelijking er niet meer is. De ratio hiervan is dat de bestaande situatie niet past binnen de bestemmingsregeling en beoogd wordt om aan deze strijdige situatie een einde te maken binnen de planperiode. Daar mogen de belanghebbenden in de omgeving vanuit gaan. Een uitzondering op vorenstaande rechtsregel dient te worden gemaakt indien het overgangsrecht zodanig ruim is dat het vergelijkbaar is met een positieve bestemming. Zie AbRS 26 augustus 1996 in zaak no. G09.93.0148, G09.93.0149 (AB 1996, 513), G09.93.0151 (BR 1997, 847) respectievelijk G09.93.0152.
Zie voor meer jurisprudentie de kennisbank planschade onder het trefwoord: Overgangsrecht.
Ontvangt u onze gratis digitale nieuwsbrieven planschade nog niet ? U kunt zich hier aanmelden.